Met open mond keken beursanalisten en commentatoren toe, hoe de daling van de olieprijs een val werd. Wat bezielde de Opec-landen om geen afspraken te maken over productiebeperking? Wat zat daar achter? Sandra Phlippen ziet een rationele verklaring.
Aan speculaties over de implosie van de olieprijs in het afgelopen halfjaar geen gebrek.
De een speculeerde over een complot met de Verenigde Staten om de Russische president Poetin in een recessie te laten struikelen. Anderen zagen het als een duidelijk teken van de afbrokkelende macht van de Opec-landen en het ontstaan van nieuwe mondiale machtsverhoudingen. Weer anderen zagen hierin het effect van een afwezige VS, aangezien deze hard op weg zijn zelfvoorzienend te worden op het gebied van olie.
(klik voor uitvergroting)
Niemand lijkt de optie serieus te nemen dat de Opec-landen simpelweg rationeel handelen met hun besluit de productie niet te beperken. Productiebeperking werkt namelijk alleen bij inelastische markten, en daarvan is tegenwoordig veel minder sprake.
Waarom productiebeperking Opec in jaren 1970 zinvol was
De verwachting van een productiebeperking door olielandenclub Opec is gebaseerd op het verleden. In de jaren zeventig spraken de Opec-landen tot twee keer toe af om gezamenlijk hun productie te beperken om zodoende de prijs op te drijven. Dit leidde eind jaren zeventig zowat tot een verdubbeling van de olieprijs.
De extra omzet door de prijsstijging was in de eerste jaren na de afspraak veel groter dan het verlies aan afzet. Een lucratieve deal dus.
Maar ook toen al kwamen de Opec-landen erachter dat zij dit niet konden volhouden. De prijs daalde vanaf de jaren tachtig, tot hij begin jaren negentig weer uitkwam waar hij begon in de zeventiger jaren.
Vraag en aanbod olie: korte en lange termijn
Wat hierachter schuilgaat zijn de krachten van de markt. Op de korte termijn is zowel de vraag naar olie als het aanbod ervan inelastisch. Zeker in de jaren 1970 betekende dit dat consumenten weinig anders konden dan mokkend de hogere prijs betalen aan de pomp. Ze moesten immers naar hun werk en zuinigere auto’s waren niet zomaar voorhanden.
Ook aanbieders van olie waren in de jaren zeventig en tachtig nog zeer inflexibel in het aanpassen van hun productiecapaciteit. De Opec-landen besloegen het overgrote deel van de oliemarkt. Concurrenten, voor zover die er waren, konden niet ineens een nieuw olieveld optuigen, waardoor de Opec-landen marktaandeel zouden verliezen.
Op de lange termijn, vanaf de jaren 1980 bleek de consument prima in staat om alternatieven te verzinnen en kwamen er steeds meer zuinige auto’s op de markt, waardoor de prijs verhoging weer ongedaan werd gemaakt.
Oliemarkt anno 2014: consument heeft alternatieven, aanbod meer flexibel
Zowel vraag als aanbod zijn tegenwoordig veel elastischer. Consumenten kunnen bij een flinke prijsverhoging besluiten om de auto te laten staan en te telewerken. Ook hebben consumenten bij het kopen van een andere auto veel meer keuze uit zuinigere tot zelfs benzinevrije vervoersmiddelen.
Aan de aanbodkant is de technologie bij veel oliebronnen al zodanig dat de productie sneller kan worden verhoogd of verlaagd. Daarbij is het belang van olie binnen de mondiale energiemix gedaald. De meeste olie gaat nu naar transportbrandstoffen, maar ook daar duiken meer niet op olie gebaseerde alternatieven op. En binnen de oliewereld krijgt Opec de laatste jaren meer concurrentie. Denk aan schaliegascowboys uit de VS.
Opec-landen: productieverlies riskanter, dan lagere prijs
Zo bezien is het dus niet meer dan verstandig van de Opec-landen om van productiebeperking af te zien. Als ze er al de prijs mee omhoog krijgen (of het dalen ervan kunnen tegenhouden) zal het te weinig en te kort zijn om het bijbehorende afzetverlies te compenseren.
Afzetverlies, is door de concurrentie van alternatieven ook niet meer eenvoudig terug te draaien als de prijs weer stijgt.
Voor bijvoorbeeld Opec-aanvoerder Saudi-Arabië is dit geen aantrekkelijke optie. Want Saudi-Arabië heeft de afgelopen jaren niet alleen binnen Opec, maar ook mondiaal flink marktaandeel verloren.
Plus, niet onbelangrijk, door de wereldprijs van olie te laten vallen druk je concurrenten uit de markt die door allerlei ingewikkelde technologie of kleinere schaal, op een veel hoger kostprijsniveau opereren dan jij. De bal ligt nu even in het kamp van de schalieolieproducenten in de VS. En de Shells van deze wereld zijn hard aan het rekenen of ze nog willen investeren in de duurdere, nieuwe winningsprojecten.
Nu veel Opec-landen ook zelf de oliehendel kunnen omzetten als de prijsdaling hen als producent teveel wordt, is waiting out niet meer zo'n riskante strategie.
Ondertussen zijn er weinig klagende Europeanen en Amerikanen. Want terwijl ECB-president Draghi en tal van beursgoeroes om eigen redenen vooral deflatoire gevaren zien van de lagere olieprijs, is de rest van de westerse wereld vooral blij met de groei-impuls die de lagere olieprijs uiteindelijk creëert.
Sandra Phlippen is hoofdredacteur van het economisch vakblad ESB.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl